afb.
Pierre van den Akker is op 20 april 1917 geboren boven de winkel met religieuze artikelen en profane kunst in de Kerkstraat op nummer 87, tegenwoordig is daar een Grieks restaurant gevestigd. Als enige zoon was ik voorbestemd de zaak voort te zetten. Maar ik had geen illusie in de verkoop van kerkelijke kunst. Ik was trouwens helemaal niet godsdienstig. Op het internaat De Ruwenberg in St. Michielsgestel kregen we godsdienstles van fraters. Op 15 augustus, het was Maria Hemelvaart, baden we voor een mariabeeld. De klassefrater zegt na afloop van het gebed over dat beeld: „Vind je het mooi?” En ik: „Nou het is een beetje ouderwets”. En hij weer: „Ik zie daar zuiver een maagd in”. Nou toen moest ik toch wel even gaan plassen. In mijn jeugd mocht je als katholiek niet met joden of protestanten spelen. Als ze het ontdekten kreeg je straf. Je stond gerust een half uur achterin de klas met een stapel boeken op je uitgestrekte armen. Houd dat maar eens vijf minuten vol. Roomse levenBij de afloop van het roomse leven liepen ook de zaken in religieuze kunst terug. Het schilderen in kerken en polychromeren van kerkbeelden stelde na de oorlog niet veel meer voor. Nieuwe kerken zagen er steeds killer uit. Ik koos liever voor de sport. Die belangstelling was al in mijn jonge jaren gegroeid. Ik was gek op alles wat met sport en verzorging te maken had. Als jongeman zwierf ik door Europa om het vak te leren door mijn oren en ogen goed de kost te geven. Bij de vijfkamp in militaire dienst trad ik al als verzorger op. In de tijd dat ik ambtenaar was van het Energiebedrijf begon ik als soigneur in de wielrennerij. De ene dag was ik muntjesmeter, de andere zat ik bij de renners aan de wielerbaan.Vader nam mij al mee naar de wielerwedstrijden achter het station waar Piet Pellenaars en Woutje Wagtmans als helden van de weg concoursen wonnen. Die ingegeven belangstelling groeide met de jaren. Als amateur verzorger maakte ik al internationale wielerwedstrijden mee. Ik verkocht mijn wijk met gasmeters aan een vriend en trok er voor een paar dagen tussenuit om de sporters te kunnen verzorgen. Van de wielrennerij stapte ik over naar het voetbal en van de amateurs naar de KNVB. In 1951 kwam het nieuwe stadion De Vliert klaar. Voor het nationale elftal werd het als trainingscentrum uitverkoren, omdat het als eerste stadion was uitgerust met lichtmasten. Via het werk bij BVV raakte ik in kontakt met de sportbazen die het toen bij ‚Oranje’ voor het zeggen hadden. Verzorgingstherapeut bij de KNVB werd mijn nieuwe baan. Op het gebied van sportverzorging was Nederland de wereld jaren vooruit. Ons land had een reputatie opgebouwd vanuit het para-medisch centrum in Zeist. Ik werkte er al vanaf 1956 met de mede-oprichters trainer Elic Schwartz en de doktoren Mosterd en Pannekoek. De KNVB was in de wereld lang de enige bond met een eigen medische afdeling. Daar konden de Duitsers nog niet aan tippen. Neem bijvoorbeeld de wereldkampioenschappen voetbal in München in 1974, de Engelsen en onze oosterburen keken hun ogen uit naar onze sportverzorgers. In 1982 moest ik afscheid nemen van het vak. Een bestuurslid bij de bond kon nog wel aanblijven, maar ik als vakman moest opstappen. Ik ben niet minder trots op wat ik bereikte. Meer dan een kwart eeuw werkte ik als therapeut en docent voor arbiters bij de KNVB. Zeist is het heiligdom, het is dan wel geen Lourdes, maar ze kunnen er veel. Voetbalvisie van een verzorgerEen voetbalelftal, zoals dat van BVV, was in mijn tijd een hecht team, een gezellige club met kontakten onderling èn naar het bestuur. Spelers die ouder werden bleven in de opstelling als back. Nu is het allemaal aanvallen of verdedigen. Het hele elftal schuift over het veld. Een ander verschil is de tijd die voor training wordt uitgetrokken, veel meer tegenwoordig dan vroeger. Het spel, de balbehandeling het gaat in een veel hoger tempo. Het tactisch concept is belangrijker geworden.Tegelijk is er ook een spelverruwing op en om het veld opgetreden. Eén ding weet ik zeker: die voetbalvandalisten moeten stevig aangepakt worden. Haal ze van de straat, laat ze werken. Ik zie het als een fout van de Regering dat zij kort op subsidie voor vrije tijdsbesteding door de jeugd. De verveling wordt steeds erger. | 7 |